Nieuws

Nederland loopt in de EU nog weer verder uit de pas met regels rond productgarantie en updates

De Tweede Kamer sprak op 27 januari over de Implementatiewet richtlijnen verkoop goederen en levering digitale inhoud. De RND had, net als meerdere anderen retailorganisaties en -werkgeversorganisaties, de Tweede Kamer een brief gestuurd omdat we zien dat Nederland in Europa flink uit de pas loopt met deze nieuwe Europese regels rond productgarantie. Daar waar in 24 lidstaten een consument 24 maanden wettelijke garantie krijgt op een product, is dat in Nederland gekoppeld “aan de gebruiksduurverwachting van de consument zelf”. En die is doorgaans veel langer, zeker bij duurzame consumptiegoederen. We zijn nu in Nederland gewend om een gebruiksvergoeding te vragen voor ongestoord genoten gebruik als de consument het product al een paar jaar heeft gebruikt. Volgens de nieuwe Europese regels zou deze gebruiksvergoeding niet meer mogen worden gevraagd. Volgens de RND is dit bedoeld tegen de achtergrond van de 24 maanden garantietermijn, maar nu lijkt dit zich uit te breiden naar de hele verwachte levensduur. De nieuwe minister van Rechtsbescherming, Franc Weerwind, verwacht niet dat dit zal gebeuren, omdat het redelijk zou zijn om bij vervanging met een nieuw product een bijbetaling te vragen omdat het product beter en nieuwer is. En dat het ook niet redelijk zou zijn om bij ontbinding van de koopovereenkomst het hele aankoopbedrag terug te moeten geven - zeker niet na meer dan twee jaar - omdat dan sprake zou zijn van ‘ongerechtvaardigde verrijking’. Maar hij zei vervolgens ook dat de rechter dit maar moest bepalen en dat hij dit niet duidelijker in de Nederlandse wet wilde vastleggen. Dat is natuurlijk opmerkelijk uit de mond van iemand die de wetgever is en zodanig goede implementatiewetten zou moeten maken dat de gang naar de rechter niet nodig zou hoeven te zijn.

Nederland (en Finland) versus de rest van Europa

De nieuwe Europese richtlijnen beogen de garantietermijnen in de hele EU gelijk te trekken naar twee jaar. Nederland wijkt hier – als enige land samen met Finland – van af. Doordat wij hier in Nederland onze consumentenwetgeving niet hebben geactualiseerd c.q. geharmoniseerd met Europa, ontstaat een groeiend rechtsongelijk speelveld tussen consument en verkoper én tussen Nederlandse verkopers versus de rest van onze Europese collega’s én online.

Gebruiksvergoeding

De meeste landen hebben in het verleden gekozen voor een vaste garantietermijn van 24 maanden. In Nederland kozen we voor een garantietermijn die gekoppeld was aan verwachte levensduur van een product, maar danwel mét een duidelijke gebruiksvergoeding voor ongestoord genoten gebruik. Met andere woorden: de verkoper heeft het recht om – bij gebruik langer dan 2 jaar – een redelijke vergoeding te vragen voor de periode dat de koper normaal gebruik heeft kunnen maken van het product. Een constructie die zowel door de koper als verkoper als redelijk werd ervaren. Met de nieuwe wet lijkt de gebruiksvergoeding echter komen te vervallen en wordt de Nederlandse verkoper in een onmogelijke positie gebracht. De consument lijkt namelijk – binnen de verwachte levensduur van het product – recht te krijgen op en nieuw product zonder enige bijbetaling, indien het product niet meer (kosteloos) gerepareerd kan worden.

Updateverplichting

Naast het verbod op de gebruiksvergoeding krijgen ‘handelaren’ – in dezen meestal de winkeliers - ook te maken met een wettelijke plicht om consumenten structureel te informeren over updates voor hun gekochte producten (laptops/tv’s/telefoons/etc.), en deze updates ook te leveren. Zelfs jaren later nog na de aanschaf van het desbetreffende product. Het probleem is dat de verkoper hier in de meeste gevallen helemaal geen invloed op heeft omdat de updates bij de fabrikant vandaan komen, maar nu dus wel verantwoordelijk wordt gehouden. Dit alles gaat dus heel veel beleid en procedures met zich meebrengen. De handelaar is echter niet aansprakelijk voor de updates als deze (1) uitdrukkelijk vóór de aankoop aan de consument laat weten dat hij geen recht heeft op updates via de handelaar, en (2) de consument uitdrukkelijk daarmee instemt (dubbele uitdrukkelijkheidstoets). Dat vraagt om meer administratieve zaken rondom een verkoop.

Standpunt RND

Al met al zit de grote pijn van de Nederlandse verkoper in de onredelijke en uitzonderlijke Nederlandse afwijking van de garantietermijn, en het feit dat we vanaf nu geen gebruiksvergoeding meer zouden mogen vragen voor ongestoord genoten gebruik. De RND heeft de Kamerleden daarom met klem gevraagd om:

  1. Aan te dringen bij het kabinet op een heroverweging van de ooit gemaakte keuze voor een garantietermijn die gebaseerd is op ‘verwachte levensduur’ naar een vaste vorm, en in de tussentijd met de invoering van deze implementatiewet, de juridische ruimte die er is te gebruiken;
  2. Om het vragen van een gebruiksduurvergoeding – na 2 jaar na (ver)koop - voor ongestoord genoten gebruik mogelijk te maken.

Kortom, de regelgeving zorgt voor verschillende moeilijkheden met als grootste gevolg dat we onszelf in Nederland volledig buitenspel zetten ten opzichte van het buitenland.

Debat en vervolg

Tijdens het plenaire debat op 26 januari jl. is gebleken dat de Tweede Kamer de garantietermijn niet gaat aanpassen richting wat gebruikelijk is in de rest van Europa. De minister heeft naar aanleiding van een motie van de VVD toegezegd de werking van het Implementatiewetsvoorstel te monitoren en de Kamer over twee jaar na inwerkingtreding van de wet te informeren. De minister heeft wel in de Kamer geconstateerd, dat als blijkt dat een product binnen de verwachte levensduur kapot gaat, niet gerepareerd kan worden en een nieuw product wordt aangeboden (1) het redelijk en billijk zou zijn dat een betaling wordt gevraagd voor een nieuw en beter product (ongerechtvaardigde verrijking) en (2) dat nergens in de implementatiewet of andere wetgeving staat dat bij ontbinding het hele aankoopbedrag moet worden teruggegeven. Er moet om redenen van redelijkheid en billijkheid balans zijn tussen wat in redelijkheid verwacht mag worden en wat gegeven moet worden. En als deze aanpassing van de wet daar niet duidelijk genoeg over is, daarvoor naar de rechter moet worden gegaan. Om daar vast te laten stellen dat bij vervanging of vergoeding bij ontbinding een beroep op worden gedaan op ongerechtvaardigde verrijking als het hele bedrag terug zou moeten worden betaald of een heel nieuw product gegeven zou moeten worden.

Aanstaande dinsdag 1 februari wordt in de Tweede Kamer over de wet gestemd.